Home
Actueel
Vieringen
Kroniek
St. Gerlach
Parochie
Kerkgebouw
Heiligdom
Pelgrimage
Schatkamer
Links
Adressen

Parochie St. Gerlach te Houthem


HERINRICHTINGSPLAN


HERINRICHTINGSPLAN EN RESTAURATIE VAN HET GEWELF VAN DE
ST. GERLACHUSKERK
Ir. P.A.M. Mertens

Inleiding

Na diverse voorgaande restauraties is het exterieur van de Sint Gerlachuskerk in het najaar van 2003 gerestaureerd, waarna in februari 2004 de restauratie van het interieur zou starten. Rond die tijd bleek ten gevolge van een ongeval - gelukkig met goede afloop - dat de houtconstructie van het stucgewelf ernstig is aangetast. Daardoor zijn ingrijpende en kostbare consolidatiewerkzaamheden aan dit gewelf met de unieke schilderingen noodzakelijk. De meerkosten hiervan worden momenteel geraamd op circa 900.000 euro. Helaas zijn er op dit moment bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg geen mogelijkheden om deze onvoorziene extra kosten te subsidiëren. Dat betekent dat de restauratie van het interieur voor onbepaalde tijd is uitgesteld. Wel zal in het najaar van 2004 uit het al eerder beschikbaar gestelde budget een aantal voorbereidende werkzaamheden worden gefinancierd.
In samenhang met de restauratie van het interieur is ook een herinrichting van de kerk voorzien. Uiteraard moet ook deze herinrichting wachten op het beschikbaar komen van voldoende financiële middelen.

Hieronder wordt dit herinrichtingsplan toegelicht en cultuurhistorisch onderbouwd.

Historie
Veel gegevens uit deze publicatie zijn ontleend aan de Geïllustreerde Beschrijving Landgoed Sint-Gerlach, Kruispunt van culturen in het Land van Valkenburg door A.G. Schulte en A.M.M. Warffemius, 1999.

Algemeen
De huidige kerk is gebouwd van 1721 tot 1727.
Tijdens de restauratie van het landgoed van 1995 tot 1997 zijn archeologisch de restanten aangetroffen van minstens drie voorgangsters van de huidige kerk, waarvan de oudste teruggaan tot de dertiende eeuw.
In 1751 werd het gehele interieur beschilderd door J.A. Schöpf (1702-1772).
De kerk is een uniek voorbeeld van de barok In Nederland. Door de nauwe samenhang van architectuur, schilderkunst en iconografie is een “gesamt” kunstwerk ontstaan van nationale en zelfs internationale betekenis (Afb. 6).

Klooster- en pelgrimskerk
De schilderingen op de wanden en hel gewelf illustreren en accentueren de in oorsprong tweevoudige functie van de kerk, namelijk kloosterkerk en pelgrimskerk. Daartoe zijn op het gewelf van de grote kerkruimte twee omlijstingen geschilderd die respectievelijk stroken met het schip van de kerk, de ruimte voor de pelgrims, en met het priesterkoor, de ruimte voor het klooster. Op de wanden van dit koor zijn Nieuw-Testamentische afbeeldingen aangebracht, alsmede op de oostwand het Offer van Abraham. Deze schilderingen culmineren in de Verrijzenis of de Hemelvaart van Christus op het gewelf.
Centraal in de kerk staat het praalgraf van Sint Gerlach uit 1783. Op de twee langswanden verbeelden 2 x 5 taferelen het leven van de heilige die in overeenstemming met de geest van de barok volgens veel deskundigen culmineerden in de verheerlijking van Sint Gerlach op het gewelf. (Zie bijvoorbeeld P. Ie Blanc in het Bulletin KNOB, jaargang 76 van april 1977.) 

Inrichting tot 1786

Opmerkelijk is dat de Sint Gerlachuskerk geen architectonisch duidelijk afgebakend priesterkoor kent, zoals bij de meeste kerken gebruikelijk was. De kerk is ruimtelijk een ongedeelde "feestzaal" met een driezijdig gesloten koor aan de oostzijde dat thans drie treden hoger ligt dan de vloer van de rest van de kerk. Alleen de verhoogde orgeltribune aan de westzijde - het bovenkoor uit de kloosterkerk - heeft door zijn verlaagd plafond en iconografie een zekere verbijzondering. In tegenstelling tot het schip van de kerk met het praalgraf vormden het priesterkoor in het oosten en het tot 1916 afgesloten onderkoor in het westen met daarboven het bovenkoor het exclusieve domein voor het klooster. Drs. A.G. Schulte stelt in de Geïllustreerde Beschrijving van het landgoed Sint-Gerlach dat het na 1869 verwijderde koorgestoelte op het priesterkoor voor de zusters was bestemd, terwijl het bovenkoor als nachtkoor fungeerde. Deze stelling is op zijn minst voor discussie vatbaar. De vraag is namelijk gewettigd of de zusters Norbertinessen toegang hadden tot het priesterkoor. De verheven positie, evenals de architectonische en iconografische verbijzondering bestempelen het bovenkoor tot een ereloge voor de zusters die niet alleen als nachtkoor lijkt bedoeld.
Een prent uit 1841 van Ph.G.J. van Gulpen (1792-1862) geeft het oorspronkelijke beeld van het kerkinterieur goed weer (Afb. 1). Wel ontbraken in de achttiende eeuw waarschijnlijk de banken.

Interieur omstreeks 1841, door Ph. van Gulpen
Afb. 1 Van Gulpen: interieur Sint-Gerlachuskerk (1841)

Een nadere bestudering van dit historische document leert dat de hiervoor vermelde dubbel-functie van de kerk werd gerealiseerd door een vrije ruimtelijke indeling in samenhang met de schilderingen op de wanden en het gewelf.
De afscheiding tussen het koor en de rest van de kerk werd waarschijnlijk oorspronkelijk gevormd door de twee vrij in de ruimte geplaatste devotie-altaren met daartussen een hekwerk in plaats van de door Van Gulpen aangegeven communiebank. Deze afscheiding strookte met de tweedeling In het gewelf tussen de vijfde en zesde travee, gezien vanaf de orgeltribune. Dit geeft tevens een verklaring voor het feit dat de tweedeling In het gewelf niet strookt met de tweedeling van het iconografische programma op de wanden (Afb. 2).


Plattegrond met fresco's door P. Ie Blanc en Chr. Riedl

Afb. 2: tweedeling iconografisch  programma

Dat leidt tot de conclusie dat het middengedeelte van het koor gedurende de kloosterperiode reeds begon achter de devotiealtaren en dus aanmerkelijk dieper was dan thans het geval is. Tussen deze altaren en de langswanden was het koor een travee minder diep, zodat de pelgrims alle taferelen met de afbeelding van het leven van Sint Gerlach van nabij konden bekijken. Dat stemt ook met het beeld van Van Gulpen (Afb. 1) overeen waarbij de in 1808 geplaatste banken langs de zijmuren In oostelijke richting verder doorlopen. Aldus strookte het middengedeelte van het koor met de tweedeling in het gewelf (tussen de vijfde en zesde travee), terwijl het terugspringende gedeelte van het koor bij de aansluiting aan de langs-wanden strookte met de tweedeling van het iconografische programma op de wanden (tussen de zesde en zevende travee).
Het schrijn met de relieken van Sint Gerlach stond aan het hoofdeinde van het praalgraf (Afb. 3).

Praalgraf van Sint Gerlach met het reliekschrijn aan zijn hoofdeinde
Afb. 3: Ph. van Gulpen; praalgraf van St. Gerlachus

Parochiekerk vanaf 1808
Na het vertrek van de Norbertinessen in 1786 naar Roermond werd de kerk in 1808 parochiekerk. Omstreeks dat jaar werd het gewelf dat tijdens de leegstand gedeeltelijk was ingestort hersteld en opnieuw beschilderd door een zekere Hermans. Dit werk heeft duidelijk niet de kwaliteit van dat van Schöpf. “Men ontkomt niet aan de indruk dat Hermans' invulling leeg en iel is in vergelijking met Schöpfs werk”, aldus drs. A.G. Schulte in de Geïllustreerde Beschrijving van het Landgoed Sint-Gerlach. Storend is vooral het feit dat deze Hermans centraal in de omlijsting boven het praalgraf de tenhemelopneming van Maria heeft aangebracht, waar naar alle waarschijnlijkheid de verheerlijking van Sint Gerlach was bedoeld (Afb. 6).

De inrichting van de kerk heeft gedurende de negentiende en twintigste eeuw diverse wijzigingen en aanpassingen ondergaan. Hierbij is steeds meer de achttiende-eeuwse klooster- en pelgrimskerk veranderd in een parochiekerk, wat vaak een aantasting inhield van het oorspronkelijke concept.

Chronologie
Een beknopte chronologie kan het transformatieproces van het interieur gedurende de negentiende en de twintigste eeuw illustreren.
 
1803-1852
In 1808 werd de voormalige kloosterkerk de parochiekerk van Houthem. Rond die tijd werd hel gewelf dat kort voor die tijd voor een groot gedeelte was ingestort hersteld en daarna beschilderd door een zekere Hermans.
De vraag blijft intrigeren waarom Hermans - in opdracht van naamgenoot pastoor (sinds 1801) Thomas Hermans - de verheerlijking van Sint Gerlach als sluitstuk van het iconografische concept heeft vervangen door de tenhemelopneming van Maria. Werd het iconografische programma - dat door Schöpf in 1751 zo meesterlijk was verbeeld - in essentie niet meer verstaan? En kan dit mede verklaard worden door het feit dat in 1808 de praaltombe nog niet naar Houthem was teruggekeerd? Of moet deze omissie worden verstaan binnen de algemene reactie van de Verlichting en de Napoleontische tijd op de barok als kunst van een voorbije periode?
In 1841 keerde de praaltombe uit 1783 terug naar zijn oorspronkelijke plaats in de kerk. Een prent uit omstreeks 1841 van Ph. van Gulpen geeft het beeld van het in barokke luister herstelde interleur goed weer (Afb. 1 ).
Het afgebeelde hoofdaltaar kan het altaar van vóór 1786 zijn. In dat geval is het na 1800 in meer of mindere mate vernieuwd en in 1803 van een nieuw tabernakel voorzien. Het is lager en smaller dan het huidige altaar dat in hoofdopzet uit 1852 dateert.
De vrijstaande devotiealtaren zijn in 1809 gemaakt.
Hoewel de drie altaren gedeeltelijk zijn vervaardigd na de ingebruikname als parochiekerk geven zij hoogstwaarschijnlijk het laatbarokke beeld van de achttiende eeuw goed weer.
De op de tekening aangegeven communiebank Is wellicht na de heringebruikname van de kerk in 1808 achter de devotiealtaren geplaatst, zodat het koor toen enigszins is ingekort. In dat jaar werden tevens de eerste banken geplaatst.

1864-1897
In 1864 en 1867 werden de vrijstaande zijaltaren vervangen door neogotische altaren van de H. Maria en de H. Gerlachus tegen de langswanden in de nabijheid van het hoofdaltaar. Hierdoor werd de ruimte voor de gelovigen en het zicht op het priesterkoor vergroot. Dat betekende tevens dat de relatie verloren ging tussen de tweedeling van het gewelf en de indeling van de kerk die bestond uit een relatief groot koor voor het klooster en een open middenruimte rond het praalgraf voor de pelgrims.
In 1869 werden de relieken van de heilige in een nieuw (wellicht aangepast) schrijn geplaatst onder het nieuwe devotiealtaar van Sint Gerlach uit 1867 waarbij de directe relatie met het praalgraf verdween (Afb. 4 en Afb.5).
 

Interieur gezien naar de tombe en het hoogaltaar In 1913 (foto De Hoog)
Afb. 4: Interieur gezien naar de tombe en het hoogaltaar in 1913

 Interieur In 1947 (privé-bezit ir. P.A.M. Mertens)
Afb. 5: Interieur in 1947

Het vrijstaande devotiealtaar van Sint Gerlach uit 1809 werd geplaatst in de in 1870 gebouwde wegkapel aan de Onderstestraat.
In 1872 werd de gehele kerk overgeschilderd door J. Stroucken en J. van den Dijck in een zwaarmoediger uitmonstering en thematiek die kenmerkend waren voor die tijd. Waarschijnlijk zijn bij die gelegenheid de koorstallen en kostbare lambriseringen op het priesterkoor verwijderd. Om de constructie te verstijven zijn toen ijzeren trekstangen aangebracht. Deze destijds technisch noodzakelijke interventie heeft het onbelemmerde zicht op het beschilderde gewelf verstoord.
Omstreeks 1876 is de oude pastorie in de noordwesthoek van het klooster afgebroken, nadat een nieuwe was gebouwd aan de Onderstestraat.
In 1897 zijn op de noordwand naast de hoofdingang drie doeken van H. Bröcker aangebracht die qua kleurstelling en karakter nauw aansluiten bij de overschildering van 1872.
 
1916-1957
In 1916 werd bij de hoofdingang een tochtportaal gebouwd. Tevens werd een mozaïekvloer gelegd waarbij waarschijnlijk het priesterkoor opnieuw werd verkleind om meer ruimte voor de gelovigen te creëren (Afb. 5). Ook werd de ruimte onder de orgeltribune toen bij de kerk gevoegd.
In 1933 zijn de huidige banken geplaatst, waardoor de tombe als het ware werd ingekapseld. Tevens vond toen een restauratie van de schilderingen plaats.
In 1957 werd het orgel uit 1784 gerestaureerd en vergroot met een rugwerk uit circa 1760.
 
1962-1998
In 1962 is het gewelf van 5.222 schroeven voorzien. Waarschijnlijk zijn toen ook de zijaltaren verwijderd, waardoor de ruimtelijke eenheid van de kerk is hersteld (Afb. 6). Het reliekschrijn van Sint Gerlach is toen achter in de kerk geplaatst.

 Interieur met wand- en gewelfschilderingen vanaf het zangkoor in 1997
Afb. 6. Interieur met wand- en gewelfschilderingen vanaf het zangkoor in 1997

In 1964 werd een nieuwe sacristie gebouwd.
Van 1972 tot 1978 is de overschildering van 1872 geheel verwijderd en zijn de oorspronkelijke schilderingen vrijgelegd en gerestaureerd. Alleen het schilderij boven de hoofdingang van Petrus Regout (1801-1878) die de overschildering van 1872 financierde, verwijst nog naar die periode. Vanwege de bescherming van de fresco's is een vloerverwarming aangebracht met aanvullende verwarming onder de banken. De houten vlonders zijn toen vervangen door nieuwe hardstenen tegels. Onder de orgeltribune zijn de vrijgekomen grafzerken, altaarbladen en oude tegels gelegd. Wellicht zijn deze altaarbladen afkomstig van het hoofdaltaar en de zijaltaren van vóór 1786.
In 1988 vond een ingrijpende restauratie van het orgel plaats waarbij het hoofdwerk naar voren werd geplaatst, zodat het oorspronkelijke zicht op de beschilderde westwand met het laatste Oordeel gedeeltelijk werd hersteld.
In 1997 is de verbinding van de ruimte onder de orgeltribune, het voormalige onderkoor, met de kruisgang hersteld. Een gedeelte van het voormalige klooster werd weer bij de kerk gevoegd. Tevens werd een nieuwe pastorie gebouwd.
Omstreeks 1998 zijn twee knielende engeltjes en twee kopjes van cherubijntjes van het hoofdaltaar ontvreemd.
 
Herinrichting
 
Algemeen
De restauratie van het interieur heeft vooral betrekking op het schoonmaken van de schilderingen op wanden en gewelf, het verstevigen van het gewelf en het verwijderen van de 5.222 schroeven in het gewelf. Met betrekking tot deze restauratie is door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg aan het College van Burgemeester en Wethouders van Valkenburg aan de Geul in principe een positief advies gegeven in haar brief van 13 februari 2002 met kenmerk RZ-2001-1399.
Zoals al in de inleiding werd vermeld zal tevens een ingrijpende en kostbare consolidatie van het gewelf moeten plaatsvinden.
In samenhang met de restauratie van het interieur is een adequate herinrichting voorzien.
Naast de verbetering van de technische installaties, de verlichting en het tochtportaal staat de aanpassing aan de huidige eisen van de liturgie centraal, alsmede een versterking van het authentieke karakter van het monument. Aldus kan de vernieuwde kerk de bezoeker van vandaag helpen zichzelf te verstaan vanuit Christelijk perspectief.
Door een drietal met elkaar samenhangende maatregelen kan de ruimtelijke werking (ten dele) worden hersteld, evenals de bedoeling van het verbeelde iconografisch programma weer verstaanbaar worden gemaakt voor gelovigen en bezoekers van vandaag (Afb. 7).

klik op afbeelding voor vergroting
(let op: groot bestand, inlezen kost tijd)

Plattegrond herinrichting door HamersVoorveltNijssen Architecten bv
Afb. 7  Plattegrond herinrichting door HamersVoorveltNijssen Architecten bv

Bankenplan
De banken langs de zijwanden worden vervangen door vrijkomende banken uit de Sint-Christoffelkathedraal van Roermond. Deze banken zijn gemaakt omstreeks 1950 en voorzien van zorgvuldige replica's van de (zij-)wangen van de oorspronkelijke banken uit het begin van de achttiende eeuw. Hierdoor wordt een harmonische eenheid bereikt met de architectuur van het interieur van de kerk die eveneens dateert uit het begin van de achttiende eeuw.
In de zesde travee gezien vanaf de orgeltribune, alsmede tussen het priesterkoor en het praalgraf worden stoelen geplaatst met een open karakter. Achter het praalgraf worden alleen bij bijzondere plechtigheden stapelbare stoelen geplaatst.
Aldus wordt een optimale relatie bereikt met de mozaïekvloer uit 1916, alsmede met de historische tweedeling van de kerk. Dit vernieuwde bankenplan zal het ruimtelijke karakter van de kerk met het praalgraf in het centrum belangrijk herstellen en versterken.
 
Praalgraf
“De scheiding van reliekschrijn en cenotaaf is niettemin aanvechtbaar. Gerlachs overblijfselen en de 'aarde rond het graf' horen even onlosmakelijk bij elkaar als de relieken en 'de kerk rond het graf’, wil de devotie voor deze 'heilige grond’ nog enige zin behouden. Beter lijkt het daarom, de schrijn op te stellen in het kleine altaar vóór de cenotaaf eventueel in plaats daarvan, zodat de kist, in een aangepaste, nieuwe omlijsting, goed in het oog loopt. Door deze weer in de oorspronkelijke kleuren te beschilderen (overwegend wit en goud, zoals op de schets van Van Gulpen), wordt de samenhang met de cenotaaf nog meer benadrukt. Onmiddellijk achter de reliekschrijn sluit dan de ruimte met gezegend zand aan. De eenheid van relieken, graf, gewijde grond en kerk wordt aldus hersteld”. aldus A. van Berkum O.S.B. in een niet gepubliceerd manuscript uit 1997.
Om deze eenheid te herstellen worden de relieken in een nieuw schrijn geplaatst in een directe ruimtelijke relatie met het praalgraf.
Het huidige schrijn dat wellicht in oorsprong uit 1783 dateert, wordt niet aangepast aan de kleurstelling van het praalgraf, omdat het met zijn huidige uitmonstering een zekere cultuurhistorische waarde vertegenwoordigt. Daarom wordt het samen met het altaar uit 1867 museaal opgesteld in de bidkapel (de voormalige ziekenloge?) tussen het koor van de kerk en de voormalige Proosdij.
 
Gewelfschildering
De schildering van het gewelf door Hermans uit omstreeks 1808 heeft een beperkte cultuurhistorische betekenis. Zij is bovendien iconografisch onjuist omdat hierin de kern en het sluitstuk van het iconografisch programma ontbreekt, namelijk de verheerlijking van Sint Gerlach. Omdat deze schildering liturgisch en iconografisch in essentie tekortschiet voor de huidige geloofsbeleving wordt zij conform de periode van 1872 tot 1972 aan het oog onttrokken door een nieuwe schildering die de geschilderde architectuur en de iconografie van Schöpf in essentie completeert.
Daartoe wordt de schildering van Hermans deskundig en zorgvuldig afgeplakt, zodat de gehele toevoeging van 2005 reversibel is en er geen destructie van authentiek materiaal plaatsvindt.
 
Uitgangspunten
Ten behoeve van de nieuwe schildering geldt een aantal belangrijke uitgangspunten: allereerst dient de geschilderde architectonische indeling van het gewelf hersteld te worden en vervolgens dienen de twee architectonische omlijstingen in het gewelf zorgvuldig gereconstrueerd te worden in de geest van Schöpf in aansluiting op de nog aanwezige gedeelten van zijn omlijstingen. Aan de buitenzijden van deze omlijstingen wordt het gewelf daarna gecompleteerd in aansluiting op de kleurige schilderingen van Schöpf.
Binnen de twee omlijstingen wordt een nieuwe invulling in lichte tinten geschilderd. Essentieel is dat in de omlijsting boven de praaltombe de verheerlijking van Sint Gerlach wordt verbeeld. Het gaat hierbij om een hedendaagse interpretatie van het concept van Schöpf, dus geen historische vervalsing. Hierbij is een zekere mate van abstractie of verhulling toegestaan, omdat wij met onze ogen niet letterlijk het hemelse kunnen aanschouwen. Wel moet nadrukkelijk voor de toeschouwer van vandaag visueel duidelijk zijn dat het de verheerlijking van Sint Gerlach betreft als sluitstuk van zijn levensverhaal dat op de wanden aan weerszijden van zijn praalgraf is verbeeld.
Om tot een verantwoord en harmonisch resultaat te komen is een tweetal voorstudies noodzakelijk: enerzijds een schilderkunstige en stijlhistorische analyse van het oeuvre van Schöpf, anderzijds een inventariserende analyse van de iconografie van Sint Gerlach in de achttiende eeuw. De Geïllustreerde Beschrijving van het Landgoed Sint Gerlach bevat hiervoor veel basisgegevens, evenals Johann Adam Schöpf (1702-1772) Maler in Bayern. Böhmen und Kurköln, Leben und Werk door Ch. Riedl.

Bij voorkeur wordt op overeenkomstige wijze in de omlijsting boven het priesterkoor de Verrijzenis of de Hemelvaart van Christus verbeeld.
 
Tot slot
200 jaar geleden stortte een groot gedeelte van het gewelf in tijdens de meest donkere periode in de geschiedenis van de toen vrijwel lege Sint Gerlachuskerk. Dat betekende een ernstige aantasting van dit unieke monument.
De restauratie van het interieur biedt de mogelijkheid het bankenplan beter af te stemmen op het ruimtelijke concept van de kerk en de relatie van de relieken met het praalgraf te herstellen (Afb. 7).
 
Na eerdere pogingen van omstreeks 1808 en 1872 is er tevens een nieuwe kans en uitdaging om het werk van Schöpf in essentie te completeren. Dat mag niet leiden tot een serviele imitatie, maar tot een creatieve interpretatie die cultuurhistorisch en iconografisch verantwoord is. Het gaat dus om een heden-daagse toevoeging die getuigt van respect voor Schöpf, maar tevens en daardoor leidt tot een verrijking van 2005 waardoor de Sint Gerlachuskerk voor de huidige en komende generaties kan worden verstaan in zijn authentieke betekenis.


Afbeeldingen
 
Afb. 1: Interieur omstreeks 1841, door Ph. van Gulpen*
Afb. 2: Plattegrond met fresco's door P. Ie Blanc en Chr. Riedl **
Afb. 3: Praalgraf van Sint Gerlach met het reliekschrijn aan zijn hoofdeinde*
Afb. 4: Interieur gezien naar de tombe en het hoogaltaar In 1913 (foto De Hoog)***
Afb. 5: Interieur In 1947 (privé-bezit)
Afb. 6: Interieur met wand- en gewelfschilderingen vanaf het zangkoor in 1997***
Afb. 7: Plattegrond herinrichting door HamersVoorveltNijssen Architecten bv
 
    * Uit In het voetspoor van Ph.G.J. van Gulpen door Prof.dr. J.J.M. Timmers 1978
  ** Uit Johann Adam Schöpf (1702-1772). Maler in Bayern, Böhmen und Kurköln, Leben und Werk door Christine Riedl 1991
 *** Uit De Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst: Landgoed Sint-Gerlach Kruispunt van culturen in het Land van Valkenburg door A.G. Schulte en A.A.M. Warffemius 1999

Eerder gepubliceerd in 't Sjtegelke, 11(2004) nr. 2 (december), p. 31-43


 

Copyright © Fons Heijnens 2004-