Vita Beati Gerlaci Eremytae


 HOOFDSTUK V

 Hoe hij in een holle eik een vroom leven leidde in de grootste onthechting

 10. Teruggekeerd op zijn eigen landerijen en beseffend dat alleen talrijke verstervingen voor ons de poort van het Rijk Gods kunnen openen, begon hij aan de uitvoering van een uitzonderlijk streng ideaal en aan een leven van ontbering, zoals wij dat in onze tijd niet meer kennen. Juist op de plaats in ons atrium waar thans zijn hoogheilig lichaam rust en er de glorie van de verrijzenis en van de zalige verheerlijking afwacht, op een terrein dat hem toebehoorde en waarover hij zeggenschap had, stond een oeroude eik, die aan zijn voet een geweldige omtrek bereikte. Daarin liet hij een ruime holte maken en een hoop stenen aanbrengen, waarover hij een matje legde. Dat vormde het rustbed waarop hij zijn ledematen de rust van de slaap gunde. Op zijn blote lichaam droeg hij een haren kleed en daarover een ijzeren harnas. In deze tijd leven nog oude mensen in onze buurt die hiervan getuigenis kunnen afleggen. Zij beweren ook dat ze voor de fundering van de kerk, die boven de resten van de zalige man gebouwd werd, van tussen de verdorde wortels van die eik zo’n massa stenen hebben weggehaald, dat ze nauwelijks in twee of drie beurten op goed gevulde wagens konden vervoerd worden. Ook beweren ze er nog resten van het matje te hebben gevonden, waarop de man Gods gewoonlijk rust nam.

 11. Wat moet ik nu vertellen over zijn soberheid en zijn onthechting en over de onvermoeibare volharding waarmee hij zich inspande in dienst van God? Zeker zou men mij met dit versje uit een gedicht kunnen brandmerken - zoals men dat doet met een zwaar brandijzer - : "Dichters bezingen wel wonderlijke dingen, maar ze zijn niet betrouwbaar", indien er geen tijdgenoten uit de omgeving van Gerlach zijn engelachtig leven op aarde met eigen ogen hadden gadegeslagen en met hun handen betast. Deze inlichtingen gingen bij hun zonen niet verloren voor een volgende generatie, maar wat de vader aan de zoon vertelde, vertelde zijn zoon voort aan de kleinzoon. En zo hoorden wij over zijn lof en zijn deugden en over de wondere daden die God door zijn toedoen verrichtte. Een oude man, Johannes genaamd, (die nog altijd in onze buurt leeft), verzekert dat hij in zijn jeugd een heel oude nicht had, die hem meer dan eens het verhaal deed, hoe zij, in de tijd dat Gerlach zijn eenzaam leven leidde in de uitholling van een eik en toen zij zelf nog een kind was, hem het brood bracht waarmee hij zich dagelijks voedde, en dat door haar moeder, een bloedverwante van de heilige man, bereid en gebakken was. Dat brood was, naar wij vernamen uit het waarachtige verslag van deze Johannes en van vele anderen, gemaakt uit gerst die met as van hout was vermengd. Als enige drank nam hij water van de bron die nog altijd de naam draagt die ze aan hem te danken heeft: "Bron van de Heilige Gerlach".

 12. Anderzijds, van de vruchten der aarde en van de dierlijke produkten die de seizoenen hem leverden, liet hij met voorkomendheid en met grote zorg lekkere spijzen bereiden waarmee hij de armen en de vreemdelingen die hij als gasten ontving, welwillend verkwikte, terwijl hijzelf onverbiddelijk trouw bleef aan de beoefening van de hierboven omschreven soberheid.

 

<< VORIGE                                                                               <<TERUG>>                                                                                VOLGENDE>>