Vita
Beati
Gerlaci
Eremytae
HOOFDSTUK VI
Hoe
hij elke dag een bezoek bracht aan de Heilige Servatius in
Maastricht
13.
Voor zijn gewoonte,
die hij nooit naliet, om op reis of liever op pelgrimstocht te
gaan voor een bezoek aan de Heilige Servatius, heeft iedereen hoge
waardering en grote bewondering, maar navolging is uiterst lastig
en, naar het mij voorkomt, zelfs onmogelijk. De herinnering aan
deze moeizame tocht wordt niet alleen door de mensen van de streek
hier levendig gehouden, maar ook mensen uit alle delen van de
wereld, die zich dagelijks naar zijn heiligdom begeven, verklaren
allen hetzelfde, namelijk dat dit verhaal hun door hun ouders werd
doorgegeven en de generatie die verdwijnt vertelt hierover zo
standvastig aan de generatie die aantreedt, dat de herinnering aan
deze heilige als vereeuwigd blijft voortbestaan. De afstand tussen
de cel van de Heilige Gerlach en de Heilige Servatius te
Maastricht bedraagt een grote mijl. Gedeeltelijk is de weg
heuvelachtig met een lastige helling, en op regendagen is de grond
er zo kleverig en moerassig dat men, zelfs gezeten op een fors
paard, nauwelijks vooruit kan. Bovendien: in de winter verhardt de
grond onder de ijzige koude en wordt ruig, als met doornen bezet,
zodat reizigers die blootsvoets gaan, wel eens een bloedig spoor
nalaten. Maar de Heilige man verliet zijn rustbed - een laag
stenen - elke nacht bij het eerste hanengekraai en hij was steeds
ter plaatse vóór de broeders van de kerk van de Heilige Servatius,
die in het midden van de nacht opstaan voor hun nachtofficie ter
ere Gods. Hij was dan aan het einde van zijn krachten door de
honger, een gevolg van zijn vasten, en ging gebukt onder het
gewicht van zijn harnas, ontveld door zijn ruwe, haren kleed, niet
zelden totaal uitgeput na een tocht door de duisternis over een
gladde weg, soms zwaar gekwetst aan zijn voeten door de ijzigkoude
uitsteeksels. En wat nog erger is, herhaaldelijk werd hij lastig
gevallen door duivels die hem zichtbaar verschenen en een eind met
hem meeliepen over de weg.
14.
Het gebeurde ook wel eens dat hij zich verwondde aan de
hardbevroren weg, zodat bloed, druppel na druppel, uit zijn voeten
sijpelde en hij over de hele afstand een bloedig spoor naliet.
Toen iemand hem eens tijdens een strenge winter, ook barrevoets,
vergezelde en erover klaagde dat zijn voeten vreselijk pijn deden,
zei de man Gods: "Probeer eens met uw voeten te treden in de
voetstappen die ik in de grond achterlaat". Hij deed dat en
spoedig trad er een verandering op; de koude die hij voordien als
een verschroeiende pijn had ervaren, voelde hij nu als dauw in
lentetijd.
15.
Een andere keer liet een zekere Herman, die wegens zijn bleke
gelaatskleur de bijnaam Blankerd had gekregen en die ook een vroom
leven leidde op geringe afstand van Gerlach, zich door diens
voorbeeld inspireren en ook hij bracht herhaaldelijk een bezoek
aan het heiligdom van de Heilige Servatius. Ze spraken dan onder
elkaar af, dat degene die het eerst aankwam bij een kruis dat aan
een tweesprong, niet ver van Maastricht, de reizigers de weg
aanwees, zou wachten op de ander, om vervolgens samen verder te
gaan om de gedachtenis van de Heilige belijder Servatius te eren.
Nu gebeurde het bij herhaling dat, terwijl de Heilige Gerlach
zoals gewoonlijk vroom op weg was, de boze geest hem verscheen in
de gedaante van bovengenoemde Herman, dat deze met hem de weg
voortzette en hem onopvallend en als het ware druppel voor druppel
het gif van zijn boosaardigheid influisterde. Maar toen hij
bemerkte dat de Heilige man het venijnige gif, dat hij in diens
oren en in zijn hart liet binnendruppelen, beheerst uitspuwde,
stortte hij zich met een onverhoedse sprong vanaf de brug in de
Maas, die door Maastricht vloeit. Hij liet dan een schandelijk
spoor na en leverde aldus het bewijs ervan dat hij de duivel was.
Een andere keer, toen de vijand van het mensdom de devotie van
Gerlach’s bedevaart wilde verstoren, liet hij kuipen, wijnvaten en
andere vreemde voorwerpen van dien aard rondom hem tollen. Maar
ook met deze kunstjes van zijn boosaardige geest oogstte hij geen
succes.
16.
De Heilige man bleef de strenge onthouding beoefenen en
onvermoeibaar zijn bedevaartstochten naar Servatius, Gods heilige,
herhalen. Op de sabbatdag evenwel, de dag waarop de Kerk
traditiegetrouw de gedachtenis van onze glorierijke Meesteres
plechtig viert te Aken
1), zo wat drie mijl verwijderd, begaf hij zich met zijn
ransel en zijn stok, kentekenen van zijn bedevaarttocht, naar de
meest vermaarde kerk van het Roomse Rijk. Deze kerk was gesticht
door Karel de Grote 2) en door de Heilige paus Leo 3),
vergezeld door
talrijke bisschoppen, aan de Heer gewijd ter ere van de Moeder
Gods en Maagd Maria. Daar wordt de gedachtenis van de
eerbiedwaardige Moeder Gods (de Theotokos) door alle volkeren der
aarde vroom vereerd en de plaats wordt druk bezocht.
Wie zou in
staat zijn om een beschrijving te geven van de bekoringen en van
de aanvallen waaraan Gerlach werd blootgesteld als de gevallen
engelen hun strikken spanden langs de weg? Maar Gerlach’s
volharding was gefundeerd op de stevige rots van het ware geloof
en werd door geen enkele vijand aan het wankelen gebracht.
Noten
1. Aquisgranum
of Aquagranum, stad in Belgisch Gallië, niet ver van Maastricht,
zoals uit de tekst hier blijkt, bekend vanwege haar warme baden,
vanwege het mausoleum van Karel de Grote, enzovoorts.
2. Zijn vita
geven we op 28 januari.
3. Leo III
werd op 26 december 795 tot paus gekozen. In 804 kwam hij naar
Gallië en hij wijdde de kerk van Onze Lieve Vrouw te Aken in. Hij
overleed op 12 juni 816. Hoewel hij hier heilig wordt genoemd,
werd hij niet opgenomen in de lijst van de heiligen.
|